Groenbemesters, de ene akkerbouwer heeft een duidelijke voorkeur voor onderploegen, de andere is er een uitgesproken voorstander van om het gewas zo lang mogelijk te laten staan. En dan is er ook nog de keuzemogelijkheid: mono of mengsel. Akkerbouwer Arnold van Woerkom (71) in Bant (FL) is een groot voorstander van de groene bemesting. „Groenbemesters doen we al heel lang, maar sinds vier jaar zaaien we alleen nog maar biodiverse groenbemesters.”

Lees verder

Van Woerkom heeft een akkerbouwbedrijf van 48 hectare in samenwerking met een collega. Voor een derde deel ligt de focus op de teelt van vroeg ruimende gewassen als tulpen, graszaad en wintergerst. Verder wordt het bouwplan voor nog een derde deel ingevuld met aardappelen en de rest met witlof, suikerbieten en zaaiuien. „De toepassing van groenbemesters heeft inmiddels een enorme vlucht genomen. Als je hier door de polder rijdt zie je nu veel meer groenbemesters dan tien jaar geleden.”

Biodiverse groenbemester

Voor Van Woerkom is de toepassing van een standaard groenbemester niet meer voldoende. Hij werkt al langer met een biodiverse groenbemester. „Bij biodivers gaan we een stapje verder en gebeurt bijvoorbeeld plaagbestrijding door natuurlijke middelen in te passen waar de plaagorganismen wel last van hebben en de goede organismen niet.” Volgens Van Woerkom is het verder ook absoluut ‘not done’ om groenbemesters onder te ploegen. „Dat is hartstikke fout. Het gaat immers om de humus en dat proces breek je met onderploegen juist af. Het organisch materiaal moet boven op de grond blijven liggen, om zo een goede combinatie met zuurstof en alle bacteriën aan te kunnen gaan. Dat is echt noodzakelijk, anders krijg je geen optimale humusopbouw.” Het bewijs hiervoor komt volgens Van Woerkom uit zijn eigen akkerbouwpraktijk. „Wij tonen hier op ons bedrijf aan dat de humus in de bodem met twee procent in drie jaar tijd omhoog gaat. Als je gaat ploegen en werken met chemische stikstof breek je dit juist weer gedeeltelijk af. In mijn groenbemester barst het nu nog steeds van het leven met allerlei vogeltjes. Wanneer het straks gaat vriezen knakt het gewas tot kniehoogte en als de grond hard is door de vorst klepel ik de groenbemester tot stukjes van 2-3 centimeter. Dit laat ik dan boven op de grond liggen. Het bodemleven trekt de resten van de groenbemester dan vanzelf de grond in.”

Niet-kerende grondbewerking

Voor Van Woerkom zijn de mono-groenbemesters geen optie meer. „Ik werk met een mengsel van 16 verschillende zaden dat wij zelf samenstellen. De zaden koop ik per eenheid en meng ze zelf in een kleine betonmolen, dertig kilo per hectare. Een biodiverse groenbemester kan verschillende nutriënten uit de lucht opnemen en de verschillende planten in het mengsel hebben ook allemaal verschillende wortelstelsels. Hierdoor wordt het bodemspectrum veel breder. Het zorgt voor een betere Interactie van de groenbemester met het bodemleven.” Van Woerkom zaait de groenbemester meestal eind juli, begin augustus. „We tillen de grond dan tien centimeter op en wordt dus niet gekeerd. Mijn dure ploeg heb ik verkocht.” Met het eindresultaat, de oogst, is Van Woerkom uiterst tevreden. „Ik doe dit nu al een jaar of vier. Het levert me dezelfde kilo’s, maar de inhoudelijke kwaliteit van het product is beter. Met meer nutriënten, vitamines en biostimulanten die goed zijn voor ons maag- en darmstelsel.”